Ola Gjeilo – Lux Beata Trinitas
Ambrosius

O lux beata Trinitas,
et principalis unitas,
iam sol recedit igneus,
infunde lumen cordibus.

Te mane laudum carmine,
Te deprecemur vespere,
Te nostra suplex gloria
per cuncta laudet seacula.
Amen

O Drievoudigheid van gezegend licht,
O eenheid van soevereine macht
Nu de vurige zon vertrekt
Werpt gij uw stralen in onze harten

Tot U onze ochtendlofzang
Tot U heffen wij ons avondgebed op
U moge onze glorie altijd
In nederige eerbied aanbidden.

Alle lof aan God de Vader is
Alle lof Eeuwige zoon voor U
Alle glorie zoals altijd
Aan God de heilige almacht.

David Brunner – My Song
Rabindranath Tagore

This song of mine will wind its music around you, my child, like
the fond arms of love.
This song of mine will touch your forehead like a kiss of
blessing.
When you are alone it will sit by your side and whisper in
your ear, when you are in the crowd it will fence you about with
aloofness.
My song will be like a pair of wings to your dreams, it will
transport your heart to the verge of the unknown.
It will be like the faithful star overhead when dark night is
over your road.
My song will sit in the pupils of your eyes, and will carry
your sight into the heart of things.
And when my voice is silent in death, my song will speak in
your living heart.

Eric Whitacre – Five Hebrew Love Songs
Hila Plitmann (b.1973)

I. TEMUNÁ (A PICTURE)
Temuná belibí charuntá;
Nodédet beyn ór uveyn ófel:
Min dmamá shekazó et guféch kach otá,
Usaréch al pańa’ich kach nófel.

A picture is engraved in my heart;
Moving between light and darkness:
A sort of silence envelopes your body,
And your hair falls upon your face just so.

II. KALÁ KALLÁ (LIGHT BRIDE)
Kalá kallá
Kulá shelí,
U’ve kalút
Tishákhílí!

Light bride
She is all mine,
And lightly
She will kiss me!

Bruid van licht
Alleen voor mij
En verderlicht
Zal ze me kussen.

III. LARÓV (MOSTLY)
“Laróv,” amár gag la’shama’im,
“Hamerchák shebeynéynu hu ad;
Ach lifnéy zman alu lechán shna’im,
Uveynéynu nishár sentiméter echad”

“Mostly,” said the roof to the sky,
“the distance between you and I is endlessness;
But a while ago two came up here,
And only one centimeter was left between us.”

‘Meestal’ zei het dak tegen de hemel
Is de afstand tussen jou en mij oneindig
Maar zojuist kwam hier een stelletje
En er was nog maar een centimeter tussen ons.

IV. ÉYZE SHÉLEG! (WHAT SNOW!)
Ézye shéleg!
Kmo chalomót ktaníim
Noflím mehashamá im.

What snow!
Like little dreams
Falling from the sky.

Sneeuwvlokken als kleine dromen
vallen uit de hemel.

V. RAKÚT (TENDERNESS)
Hu hayá malé rakút;
Hi haytá kasha
Vechól káma shenistá lehishaér kach,
Pashút, uvlí sibá tová,
Lakách otá el toch atzmó,
Veheníach Bamakóm hachí rach.

He was full of tenderness;
She was very hard.
And as much as she tried to stay thus,
Simply, and with no good reason,
He took her into himself,
And set her down
In the softest, softest place.

Hij was uitermate teder
Zij was zeer verhard
En hoe ze ook probeerde zo te blijven
Hij nam haar zonder reden
Gewoon in zich op
En liet haar plaats nemen
Op het zachtste, zachtste plekje.

John Dowland – Come again: sweet love doth now invite

Come again
Sweet love doth now invite,
Thy graces that refrain,
To do me due delight,
To see, to hear, to touch, to kiss, to die,
With thee again in sweetest sympathy.

Come again
That I may cease to mourn,
Through thy unkind disdain:
For now left and forlorn,
I sit, I sigh, I weep, I faint, I die,
In deadly pain and endless misery.

All the day
That sun that lends me shine
By frowns doth cause me pine
And feeds me with delay:
Her smiles, my springs that make my joys to grow,
Her frowns, the winters of my woe.

All the night
My sleep is full of dreams,
My eyes are full of streams,
My heart takes no delight
To see the fruits and joys that some do find,
And mark the storms to me assigned,

Out, alas,
My faith is ever true,
Yet will she never rue,
Nor yield me any grace;
Her eyes of fire, her heart of flint is made,
Whom tears nor truth may once invade.

Gentle Love,
Draw forth thy wounding dart,
Thou canst not pierce her heart,
For I that to approve,
By sighs and tears more hot than are thy shafts,
Did tempt, while she for [mighty]1 triumph laughs.

Kom nog eens
Zoete liefde nodigt nu uit
Uw genade, die zich onthouden
Om mij genoegen te doen,
Om te zien om te horen.
Aanraken kussen
Om weer met je te sterven.

In het liefste medeleven
Kom nog eens
Dat ik mag ophouden met rouwen
Door uw onvriendelijke minachting
Voor nu links en verlaten
Ik sit ik zucht ik huil, ik val flauw
Ik sterf in dodelijke pijn en eindeloze ellende

Zachte liefde trek uw verwondende pijl uit
U kunt haar hart niet doorboren
Want dat keur ik goed
Met zuchten en tranen ,heter dan zijn
Uw schachten verleiden terwijl zij voor schaarse triomf lacht..

John Dowland – Flow my tears (The Lachrimae Pavan)

Flow, my tears, fall from your springs!
Exiled for ever, let me mourn;
Where night’s black bird her sad infamy sings,
There let me live forlorn.

Down vain lights, shine you no more!
No nights are dark enough for those
That in despair their lost fortunes deplore.
Light doth but shame disclose.

Never may my woes be relieved,
Since pity is fled;
And tears and sighs and groans my weary days
Of all joys have deprived.

From the highest spire of contentment
My fortune is thrown;
And fear and grief and pain for my deserts
Are my hopes, since hope is gone.

Hark! you shadows that in darkness dwell,
Learn to contemn light
Happy, happy they that in hell
Feel not the world’s despite.

Stroom, mijn tranen,
val uit je stromen!
Verbannen voor altijd,
laat mij treuren; Waar de zwarte vogel van de nacht haar trieste schande zingt,
Daar laat mij verloren leven.

Neer tevergeefse lichten, schijn nu niet meer!
Geen nachten zijn donker genoeg voor hen
die in wanhoop hun laatste fortuinen betreuren.
Licht doet slechts schaamte openbaren.

Nooit mag mijn ellende worden verlicht,
Aangezien medelijden is gevlucht;
En tranen en zuchten en kreunen mijn moede dagen
van alle vreugden hebben beroofd.

Van het hoogste spits van tevredenheid
is mijn fortuin geworpen;
En angst en verdriet en pijn voor mijn verlating
zijn mijn hoop, want hoop is verdwenen.

Terug, jullie schaduwen die in het donker wonen,
Leer het licht verachten
Gelukkig zijn zij die in de hel
die de wereld niet voelen.

John Bennet – Weep, o mine eyes

Weep, o mine eyes and cease not,
alas, these your spring tides me thinks increase not.
O when begin you to swell so high that I may drown me in you?

Ween, o mijn ogen en houd niet op,
helaas, deze uw springtij denk ik niet t
O wanneer je zo hoog begint op te zwellen
dat ik mij in u mag verdrinken?

Camille Saint-Saens – Deux choeurs: Calme des nuits

Calme des nuits, fraîcheur des soirs,
Vaste scintillement des mondes,
Grand silence des antres noirs
Vous charmez les âmes profondes.

L’éclat du soleil, la gaité,
Le bruit plaisent aux plus futiles;
Le poète seul est hanté
Par l’amour des choses tranquilles.

Kalmte van nachten, koelte van avonden,
Schittering van de immense sterrenhemel,
Grote stilte van zwarte spelonken,
U betovert grote zielen.

Zonneschijn, vrolijkheid,
Rumoer bevalt de oppervlakkigen,
Alleen de dichter wordt geboeid,
Door liefde voor stille dingen.

Camille Saint-Saens – Deux choeurs: Les fleurs et les arbres

Les fleurs et les arbres,
Les bronzes, les marbres,
Les ors, les émaux,
La mer, les fontaines,
Les monts et les plaines
Consolent nos maux.

Nature éternelle,
Tu semble plus belle
Au sein des douleurs!
Et l’art nous domine,
Sa flamme illumine
Le rire et les pleurs.

Bloemen en bomen,
bronzen, marmers,
oud, email,
zee, fonteinen,
bergen en vlaktes
troost ons kwaad.

Eeuwige natuur,
Je lijkt mooier
Te midden van pijn!
En kunst domineert ons,
Haar vlam verlicht
lachen en tranen.

Johannes Brahms – Drei Quartette op. 112: no.1 Sehnsucht
Franz Theodor Kugler

Es rinnen die Wasser Tag und Nacht,
Deine Sehnsucht wacht.
Du gedenkest der vergangenen Zeit,
Die liegt so weit.
Du siehst hinaus in den Morgenschein
Und bist allein.
Es rinnen die Wasser Tag und Nacht,
Deine Sehnsucht wacht.

Het water loopt dag en nacht,
je verlangen wordt wakker.
Je herinnert je de afgelopen tijd,
die zo ver is.
Je kijkt uit in het ochtendlicht
en bent alleen.
Het water loopt dag en nacht,
je verlangen wordt wakker.

Johannes Brahms – Drei Quartette op. 92: no.1 O schöne Nacht
Georg Friedrich Daumer

O schöne Nacht!
Am Himmel märchenhaft
Erglänzt der Mond in seiner ganzen Pracht;
Um ihn der kleinen Sterne liebliche
Genossenschaft.

Es schimmert hell der Tau
Am grünen Halm; mit Macht
Im Fliederbusche schlägt die Nachtigall;
Der Knabe schleicht zu seiner Liebsten sacht –
O schöne Nacht!

O mooie nacht
aan de hemel schijnt de maan
als een sprookje in al haar pracht;
Om hem heen de kleine sterren mooie coöperatie.
O mooie nacht

De dauw glinstert fel op de groene stengel;
Met kracht in de seringenstruik slaat de nachtegaal.
De jongen kruipt zachtjes naar zijn liefje.
O mooie nacht!

Johannes Brahms – Drei Quartette op. 92: no.3 Abendlied
Friedrich Hebbel

Friedlich bekämpfen
Nacht sich und Tag.
Wie das zu dämpfen,
Wie das zu lösen vermag!

Der mich bedrückte,
Schläfst du schon, Schmerz?
Was mich beglückte
Sage, was war’s doch, mein Herz?

Freude wie Kummer,
Fühl’ ich, zerrann,
Aber den Schlummer
Führten sie leise heran.

Und im Entschweben,
Immer empor,
Kommt mir das Leben
Ganz, wie ein Schlummerlied vor.

Vreedzaam verstaat zich
nacht met de dag
wat er moet doven,
wat er moet verdampen?

Wie me bedrukte,
slaap je al, smart?
Wat me verrukte,
zeg eens, wat was het, mijn hart?

Vreugde en treurnis
gingen voorbij,
echter de sluimer
voerden ze zachtjes tot mij.

En tijdens het zweven
naar het dromenrijk
wordt heel het leven
weer aan een slaaplied gelijk.

Macdowell – The Brook
In sunlight and shadow
Thro’forest and fjeld
Laughing, crying
A tiny stream runs on
From stream to river
Till lost in the ocean.
So runs our life
Ends life of emotion,

In zonlicht en schaduw,
door bos en veld,
Lachend en huilend
loopt een klein stroompje door.
Van stroom naar rivier,
verloren in de oceaan,
zo loopt ons leven
Beëindigt ons leven van emotie.

Edward Macdowell – Slumber Song
Frozen is the ground,
The streams’ice bound,
Softly the northwind croons,
softly croons.
Drowsy, sleepily falls the snow
As the frost king carves his runes,
Misty dreamland’s moonlit strand
Awaits the coming guest,
‘waits the guest.
The pine logs smoulder,
as soft on my shoulder
A flaxen head sinks to rest.

Bevroren is de grond,
het beek ijs gebonden,
zacht de noordenwind waait.
Slaperige s volle sneeuw
Terwijl de vorst zijn runen snijdt.
Mistig droom landschap maanverlichte streng
wacht op de komende gast,
dennennaalden smeulen
als zacht op mijn schouder,
een vlassen hoofd zinkt om te rusten.

Ralph Vaughn Williams – Silence and Music
Ursula Vaughan Williams, née Joan Ursula Penton Lock

(De tekst is auteursrechtelijk beschermd en kan niet worden weergegeven).